In onze tweejarige voltijdse MBO-opleiding besteden de leerlingen ongeveer 25% van hun opleidingstijd aan beroepsstages, aldus Hinke Douma (1/9/2010). Dat valt binnen de wettelijke marges: 20 tot 60% van de opleidingstijd van voltijdse opleidingen moet aan beroepspraktijkvorming besteed worden. Voor die stages krijgen zij niet of nauwelijks betaald, in tegenstelling tot de leerlingen die in het kader van een duale opleiding 60 tot 80% van hun tijd bij een leerbedrijf in dienst zijn. De nieuwe leerlingen van Hinkes voltijdse opleiding protesteren krachtig als ze horen dat ze zoveel stagetijd te verzetten hebben. Op het VMBO hebben ze al genoeg stage gelopen. Ze willen nu de volle twee jaar benutten om welbeslagen ten ijs te komen op de arbeidsmarkt. Docent Hinke Douma wordt treurig van zoveel onbegrip: ‘Natuurlijk leg je uit dat de [voltijdse] opleidingen toeleiden naar de arbeidsmarkt en dat stage daar een goede voorbereiding op is, maar daar lijken ze helemaal niet mee bezig.’ De stage is volgens haar dus nodig voor de arbeidsmarkttoeleiding. Het lijkt erop dat zij de protesten van haar voltijdse leerlingen meent te kunnen afdoen met de constatering dat werkgevers de voorkeur geven aan sollicitanten die een stagetraject hebben doorstaan en daar praktijkervaring hebben opgedaan. Zij vindt het niet nodig in te gaan op de vraag die volgens mij centraal hoort te staan: staat de leeropbrengst van die stages in redelijke verhouding tot de opgeofferde school- en huiswerk-uren?
Lees verder … (PDF)
Ik ben onderwijskundig adviseur bij de afdeling Techniek van ROC Zadkine (Rotterdam). Bij Zadkine raken we er steeds meer van overtuigd dat het koppelen van theorie aan de praktijk een zeer goede manier is om mbo’ers iets te leren. Ik ben het met je eens dat de manier waarop de stages nu zijn ingericht (namelijk zonder opdrachten) bijzonder nutteloos kunnen zijn. Maar er wordt steeds meer toegewerkt naar het verplaatsten van bepaalden leerdoelen naar de stages. Dan gaan ze met opdrachten aan de slag, proeven ze de sfeer van de werkvloer en realiseren ze zich eindelijk pas écht voor welk beroep ze gekozen hebben. Zonder stages krijg je dit niet voor elkaar.
Om nog maar te zwijgen van de motivatie die die mbo’ers vaak hebben om in de schoolbanken te zitten; pas als ze met hun handen aan de slag kunnen, bloeien ze op. De MBO-2 leerlingen die ik zie willen absoluut iets leren maar 2 jaar lang hard studeren in de schoolbanken of het praktijklokaal is gewoon geen optie voor ze. In de onderwijspraktijk blijkt ook dat bijvoorbeeld die prakijklokalen wel leuk zijn maar op geen enkele manier duidelijk maken hoe hun toekomstige beroep er later uit komt te zien. Ze weten heus wel dat het niet ‘voor het echt’ is. [Om nog maar te zwijgen over de gigantische kosten die er mee gemoeid zijn om technische lokalen up-to-date te houden; dat is simpelweg onbetaalbaar.]
Of leerlingen nu de arbeidsmarkt op gaan of door gaan leren. In beide situaties lijkt het me zeer van belang voor hun leerproces dat ze stages lopen tijdens hun MBO-2 opleiding.
@Tanja:
Helemaal eens. Ik schreef mijn verhaal omdat Hinke Douma als enige argument voor haar stages de arbeidsmarkttoeleiding noemt. Dat is een onderwijspolitieke term die naar mijn indruk vooral gebruikt wordt voor re-integratietrajecten, dus voor doelgroepen die zich hebben afgewend van de arbeidsmarkt.
Meer in het algemeen heb ik ernstig bezwaar tegen het idee-fixe dat de werkvorm Stage de voorkeur verdient, tenzij bewezen kan worden dat off-the-job, schools leren noodzakelijk is. In het beroepsonderwijs heerst een overtrokken geloof in de zegeningen van informeel, niet-intentioneel leren. Slechts onder zeer specifieke condities leidt het uitvoeren van doe-taken (productiewerk) tot leereffecten. Het schrijven van reflectieverslagen helpt misschien een beetje, maar ik denk dat leereffecten vooral optreden als doe-taken zijn ingebed in leer-taken, dus als de specifieke leerdoelen en de leerintentie vooraf al geactiveerd zijn, voorafgaande aan de doe-taak.