De B.V. Nederland exploiteert haar jongeren. Dat begint al in groep 8 van de basisschool. Zij stuurt kinderen die nog niet kunnen lezen, schrijven en rekenen naar het voortgezet onderwijs. De commissie Meijerink bepleitte een verplichte eindtoets voor taal en rekenen, maar het ministerie vindt dat niet nodig, want dat zou wel eens tot meer zittenblijvers en dus tot kostenverhoging in het basisonderwijs kunnen leiden. In het voortgezet onderwijs wordt de verplichte Maatschappelijke Stage ingevoerd om de geesten rijp te maken voor de Sociale Dienstplicht: gratis arbeidskrachten voor de zorgsector. En op de arbeidsmarkt is leeftijdsdiscriminatie volstrekt legaal: lage jeugdlonen en stagevergoedingen, ook al doen de jongeren hetzelfde werk als hun collega’s van 23 jaar en ouder.
In het hoger onderwijs weet de B.V. Nederland eveneens van wanten. Men heeft de mond vol van de ontwikkeling van ieders talent, maar in de praktijk zijn de onderwijsprogramma’s afgestemd op het beginniveau en de capaciteiten van de beste studenten. De overige 75% wordt weggeselecteerd in de propedeuse, of ze verwerven pas met zware studievertraging het einddiploma. Ze betalen jaarlijks 1600 euro collegegeld en ze moeten rentedragende leningen afsluiten om hun kosten van levensonderhoud te dekken, maar ze krijgen nauwelijks waar voor hun geld. De wetgever eist studeerbare programma’s en beheersing van de cursusduur, maar in de praktijk is het hoger onderwijs een hordenloop met ontelbare achterblijvers en afvallers. De student betaalt de rekening.
Wat valt daartegen te doen? Aan de ene kant kan men ernaar streven de beroepsethiek van docenten te versterken, maar dat vergt een morele omwenteling. Aan de andere kant kan de wetgever de rechtspositie van studenten verstevigen, zodat ze zich beter teweer kunnen stellen tegen wanprestatie en uitbuiting. Bijvoorbeeld door de introductie van het verhaalsrecht.
Lees verder … (PDF)