Vandaag een achtergrondartikel van Iris Pronk over de nette Utrechtse wijk Oog in Al (Trouw 2/2/2008): ‘geplaagde bewoners leren omgaan met hangjongeren’. Ze vroegen raad aan Hans Kaldenbach, de auteur van Respect. Hij kon ze iets vertellen over de basiswaarden binnen zo’n groepscultuur. En hij gaf tips hoe je daarmee kunt omgaan. Een van de lezers reageert met de vraag waarom Trouw dat nieuwswaardig vindt: Kaldenbach slaat al jaren op hetzelfde aambeeld. Maar die lezer ziet één ding over het hoofd. Het gaat dit keer over keurige HAVO-scholieren. Zo’n straatcultuur is een leeftijdsverschijnsel, dat niet alleen in Ella’s Kanaleneiland maar ook in de nette wijk Oog in Al voorkomt. Binnenkort verschijnt een nieuw boekje van Kaldenbach, onder de titel ‘Hangjongeren’.
De auteur van het Trouwartikel gaat overigens niet in op de mogelijkheid dat de hangjongeren uit het naburige Kanaleneiland elkaar tegenwoordig op Oog in Al ontmoeten, sinds op hun oude stek een samenscholingsverbod geldt. Maar wat in elk geval overeind blijft is Kaldenbachs op de empirie gebaseerde stelling dat het verschijnsel ‘hangjongeren’ zowel bij de autochtone als bij de allochtone jeugd voorkomt. En dat mag nog wel eens gezegd worden.
Gisteren een leuk stukje in De Volkrant (19/2/2008 p.13): een ingezonden brief van Rem Kloosterman naar aanleiding van het Movisie-onderzoek naar hangouderen. Hij heeft ernstig bezwaar tegen dat woordgebruik. Sommige ouderen ontvluchten de eenzaamheid (en/of de voortdurende nabijheid van hun echtvriendin) en vinden elkaar op een openbare plek van samenkomst: de straat. In oude vissersdorpen vinden ze elkaar op de leugenbank, bij voorkeur met uitzicht op het water. Maar bij ons in de stad hebben ze bijvoorbeeld een bank op de Tolsteegbrug, met uitzicht op het straatverkeer. Hangouderen op hun hangplek? Nee, een kleine openluchtsociëteit als een gezonde vorm van straatcultuur. Denk er een jeudeboules-pleintje bij en je krijgt direct een heerlijk vakantiegevoel.
Naar analogie zou men, als jongeren ’s avonds het ouderlijk toezicht (en hun kleine behuizing?) ontvluchten om elkaar op straat te treffen, eveneens op z’n woorden moeten passen voordat men zo laatdunkend van hangjongeren en hangplekken spreekt. Ik geef het toe: ik heb gezondigd, daar heb ik niet aan gedacht toen ik mijn stukje schreef. Enerzijds kunnen jongeren op sommige plaatsen waar zij samenkomen overlast voor hun omgeving veroorzaken, en soms ernstige overlast. Anderzijds mag men zich ook wel eens afvragen in hoeverre de brave burgers de redelijkheid uit het oog verliezen als ze orde, rust en fatsoen tot hun onvervreembare grondrecht verheffen.