Wat is het verschil tussen de Medical School in Engeland en de Medische Faculteit in Nederland? De Medical School maakt deel uit van het Medische Gilde en zij heeft tot taak nieuwe gildebroeders af te leveren die gegarandeerd beantwoorden aan alle criteria van basale beroepsgeschiktheid (“fitness to practise”). Zij moet dus niet alleen potentieel-geschikte gildebroeders opleiden, maar ook potentieel-ongeschikte gildebroeders wegselecteren voordat ze als aankomende gildebroeders zouden worden afgeleverd.
De Nederlandse Faculteit Geneeskunde maakt daarentegen deel uit van het normale, door de Staat bekostigde hoger onderwijs. Zij verzorgt een zesjarige bachelor- en masteropleiding die resulteert in een verzameling “eindtermen” die met het Medische Gilde zijn overeengekomen, maar zij kan niet garanderen dat de aspirant-gildebroeders aan alle criteria van basale beroepsgeschiktheid beantwoorden. Dat komt doordat de Faculteit Geneeskunde ook het Recht op Onderwijs en de vrijheid van studiekeuze van haar studenten moet respecteren: in principe moeten studenten worden toegelaten tot elke bacheloropleiding, tenzij ze niet de vereiste vooropleiding hebben. En in principe mogen studenten met een functiebeperking niet gediscrimineerd worden.
In Nederland kunnen studenten uitsluitend worden afgerekend op hun studiegeschiktheid. Het enige criterium is dat ze de studiepunten van hun opleiding weten te behalen. Ze kunnen dus niet worden geweigerd of weggestuurd op grond van het kale feit dat ze beroepsongeschikt zouden zijn. Er is echter één kleine uitzondering op deze regel. In 2010 is er op voorstel van minister Ronald Plasterk een wetswijziging doorgevoerd (artikel 7.42a WHW), die nog steeds als een onontplofte brisantbom onder het hoger onderwijs ligt. Weliswaar mag iedere student in het hoger onderwijs volgens de letterlijke wetstekst worden geweigerd c.q. weggestuurd als ze door hun gedragingen of uitlatingen blijk hebben gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hen gevolgde opleiding hen opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening. Maar in de toelichting bij dit artikel wordt gesteld dat hierbij uitsluitend gedoeld wordt op moreel-laakbare gedragingen en uitlatingen. Bovendien wordt als voorwaarde gesteld dat die laakbare gedragingen en uitlatingen gepleegd zijn in onderwijs- en studiesituaties, dus wanneer de student ‘in functie’ is.
Lees verder … (PDF)
Eén reactie op “Student Fouad, de medische faculteit en de Gildebroederschap”
schreef:
Ik heb de gegevens over artikel 7.42a WHW nog even bij elkaar gezocht. Ze zijn te vinden in het wetsvoorstel Versterking Besturing, dat per 1/9/2010 in werking is getreden. Voor de casus Fouad-L is ook lid 4 interessant: mag de medische faculteit dit artikel toepassen indien de Erasmus Universiteit zou hebben nagelaten nadere regels van procedurele aard vast te stellen voor de toepassing van dit wetsartikel?
UPDATE 1: Er bestaat wel degelijk een lokale EUR-regeling ad artikel 7.42a WHW. Deze omvat drie items:
Art. 2.5 lid 3: Het College van Bestuur kan in bijzondere gevallen op voorstel van een decaan of de examencommissie na zorgvuldige afweging van de betrokken belangen, een (her)inschrijving weigeren, als door gedragingen of uitlatingen blijk dat degene die om inschrijving verzoekt, blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de gevolgde opleiding opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening (artikel 7.42.a, eerste lid, WHW).
Art. 2.5 lid 4: Het College van Bestuur kan een (her)inschrijving als student weigeren indien voor de indiener van het (her)inschrijvingsverzoek bij een andere instelling voor dezelfde of verwante opleiding artikel 7.42a, eerste lid WHW van toepassing is geweest.
Art. 3.4 lid 3: Het College van Bestuur kan in bijzondere gevallen op voorstel van een decaan na zorgvuldige afweging, een inschrijving van een student de maand volgend op de maand waarin de student hiervan in kennis is gesteld op grond van artikel 7.42. a, eerste lid WHW beëindigen, als de student door gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de gevolgde opleiding opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening.
UPDATE 2: De volgende vraag is of het wetsartikel lokaal mag worden toegepast zonder te verwijzen naar de lokale regeling.