Studeren loont: iemand die aan een hogeschool of universiteit studeert, verdient later gemiddeld anderhalf à twee keer zoveel als een leeftijdsgenoot die geen hoger onderwijs heeft genoten. Met deze claim verdedigt het OCW-ministerie (28/5/2014) de vervanging van de basisbeurs door een sociaal leenstelsel. In een vorig blogbericht (4/6/2014) heb ik tien vragen over de studiefinanciering nieuwe stijl gesteld. Maar hier rijst dan een elfde vraag: waarop is die claim gebaseerd?
Vermoedelijk refereert de minister aan een CBS-studie die in 2011 is verschenen. Daarin worden historische gegevens gepresenteerd over de inkomens van gediplomeerden uit de vier- à vijfjarige hbo- en w.o.-opleidingen, in vergelijking met die uit mbo-opleidingen van niveau één, twee, drie en vier. Het had de minister dus gesierd als zij had gewaarschuwd: gerealiseerde rendementen uit het verleden bieden geen enkele garantie over rendementen die in de toekomst verwacht mogen worden. Naarmate een groter percentage van een leeftijdscohort hoger onderwijs volgt, is het niet ondenkbaar dat de gemiddelde inkomens van afgestudeerden uit het hoger onderwijs zullen dalen. Ook is het denkbaar dat de werkloosheid onder oudere hbo- en w.o.-gediplomeerden zal stijgen, en hun gemiddelde inkomen dus zal dalen, naarmate de pensioenleeftijd wordt opgetrokken. Mevrouw de minister, zijn er scenariostudies beschikbaar waarin prognoses worden gemaakt over de inkomensontwikkeling van afgestudeerden uit het hoger onderwijs?
Maar laten we aannemen dat de bevindingen uit de CBS-studie geëxtrapoleerd mogen worden naar de toekomst. Klopt het dan dat afgestudeerden uit het hbo en w.o. anderhalf à twee keer zoveel verdienen als de gediplomeerden uit het kort en lang mbo?
Lees verder … (PDF)