Staatssecretaris Dekker (OCW) heeft deze week een kamerbrief geschreven over de ontwikkeling van toptalent in het basis- en voortgezet onderwijs. Om te beginnen zal ik omschrijven waar hij het over heeft, qua doelgroep, beleidsdoelen en uiteindelijke doelen. In het tweede deel van mijn blogbericht worden enige blinde vlekken besproken.
DOELGROEP: Het gaat om toptalenten (talentvolle leerlingen) in het basis- en voortgezet onderwijs, d.w.z. leerlingen die tot bijzondere prestaties in staat zijn, als ze daartoe voldoende worden uitgedaagd. Oftewel leerlingen met uitzonderlijke kwaliteiten die gekoesterd en bevorderd moeten worden; leerlingen die in de toekomst het verschil kunnen maken en Nederland op de kaart kunnen zetten. Het gaat om 20% van de leerlingen: diegenen die het best presteren of het best zouden kunnen presteren, hetzij op cognitief gebied (waaronder zgn. hoogbegaafden), dan wel op het vlak van creativiteit, vakmanschap of vaardigheden (bv. topsport); het gaat om leerlingen op alle niveaus, inclusief havo en vmbo (ook al willen ze automonteur of metselaar worden).
BELEIDSDOELEN:
(a) Talentvolle leerlingen moeten de mogelijkheid krijgen het beste uit zichzelf te halen; we moeten hen van jongs af aan motiveren en uitdagen om hun grenzen te blijven verleggen; we moeten hun de (extra) kansen en de ruimte bieden die ze verdienen.
(b) We moeten leerlingen de kans geven en stimuleren om uit te blinken; als ambitieuze leerlingen het hoofd boven het maaiveld uitsteken en beter presteren dan anderen, moeten we hun excellente prestaties waarderen en belonen.
(c) We moeten toptalent ontwikkelen en benutten, zo nodig met passend onderwijs dat rekening houdt met eventuele obstakels (zoals leerproblemen); we moeten voorkomen dat talent verspild wordt.
UITEINDELIJK DOEL: Realisering van de beleidsdoelen a, b en c is belangrijk voor de eigen ontwikkeling van de betrokken leerlingen alsook voor onze economie (zodat Nederland zich op de kaart zet en zich met de wereldtop kan meten).
Lees verder … (PDF)