Onderwijzer X heeft in 1996 een crime passionel gepleegd: een moord waarvoor hij geruime tijd in de gevangenis heeft gezeten (Algemeen Dagblad 27/2/2009). Terug in de maatschappij kreeg hij in 2002 opnieuw een baan in het onderwijs, op voorwaarde dat hij een justitiële Verklaring omtrent het Gedrag (VOG) kon overleggen. Die werd hem verleend, aangezien er hoegenaamd geen kans op recidive was. Drie jaar later werd hem op vijftigjarige leeftijd de functie van locatiedirecteur aangeboden. Daartoe moest hij opnieuw een VOG aanvragen. Maar de procedures waren inmiddels veranderd: de beslissing lag niet meer bij de burgemeester maar bij het Ministerie van Justitie. De VOG werd geweigerd omdat een dergelijk crimineel verleden niet binnen een ‘veilige school’ past en onverenigbaar is met de voorbeeldfunctie van onderwijsgevenden. Hij ging in beroep bij de Rechtbank en vervolgens bij de Raad van State en daar werd hij onlangs in het gelijk gesteld: de VOG-beleidsregels uit 2004 (laatstelijk gewijzigd in 2008) zijn in principe slechts bedoeld om de samenleving tegen de risico’s van recidive te beschermen. Inmiddels zijn er kamervragen gesteld door het CDA en door de VVD. Volgens de VVD moet de regelgeving rond de VOG veranderd worden omdat ‘een beroep in het onderwijs niet te rijmen is met een moord.’
Lees verder … (PDF)
De fatsoensrakkers op het Ministerie van Justitie hebben opnieuw toegeslagen. Een leraar die voor het bezit van kinderporno veroordeeld was (een taakstraf van 240 uur) krijgt geen VOG van het ministerie en kan dus fluiten naar zijn nieuwe baan in het voortgezet onderwijs. Het AD (22/5/2009) bericht dat het ministerie door de Raad van State in het gelijk is gesteld. Het bezit van kinderporno is immers een ernstig zedendelict.
VOS-ABB (10/6/2010, 11/6/2010) bericht dat de Raad van State zijn eerdere vonnis ten gunste van onderwijzer X heeft bevestigd.