Linn State Technical College, een mbo-instelling in Missouri, wil alle eerstejaarsstudenten op drugsgebruik testen (Huffington Post 27/10/2011). Wie positief scoort, wordt van school gestuurd, tenzij zes weken later uit een herhaaltest blijkt dat de student inmiddels schoon is. In dat laatste geval moet de betrokkene bovendien een cursus over de gevaren van drugsgebruik volgen. De school meent dat de verplichte drugsscreening noodzakelijk is omdat vele studenten in het kader van hun opleiding met gevaarlijke stoffen of gevaarlijke machines werken.
Maar de American Civil Liberties Union heeft namens zes studenten een rechtszaak tegen deze openbare instelling aangespannen omdat de preventieve inspectie in strijd met de grondwet zou zijn. De student wordt immers aan een verplicht urineonderzoek onderworpen terwijl er geen concrete verdenking tegen hem of haar bestaat.
In 2008 en 2009 kwamen ook Nederlandse scholen in het nieuws. De Rotterdamse wethouder wilde op brede schaal drugstests op middelbare scholen invoeren. In tegenstelling tot de Amerikaanse casus, kon dit initiatief niet met gevaarlijke stoffen of machines gerechtvaardigd worden. Wilde hij het dan over de boeg van de schoolse zorgplicht inzake gezondheid en welzijn gooien? Of meende hij de drugstests te kunnen legitimeren uit hoofde van de handhaving van de kwantitatieve en kwalitatieve leerplicht? Het laatste wat ik weet is dat de wethouder toentertijd met alle middelbare scholen heeft afgesproken dat de drugstest bij iedere leerling zal worden afgenomen, tenzij deze zich daartegen verzet (RTV Rijnmond 3/3/2009), maar de gemeenteraad was daar niet blij mee omdat de eerdere pilots nog niet geëvalueerd waren (6/3/2009).