Maken christelijke en katholieke scholen zich aan racisme schuldig als zij leerlingen van alle gezindten toelaten maar het dragen van hoofddeksels (waaronder hoofddoeken) verbieden? Die vraag werd in een vorig blogbericht opgeworpen. Volgens socioloog Herman Vuijsje (NRC 27/12/2013) mag men het woord racisme niet lichtvaardig gebruiken. Men mag een bedrijf of organisatie niet automatisch racistische opvattingen toeschrijven als de bestuurders zich aan discriminatie jegens mensen van een ander ras of een andere cultuur of geloofsovertuiging schuldig maken. Hun beleid is wellicht een vorm van voorzorgsdiscriminatie: zij willen het risico vermijden sommige stakeholders voor het hoofd te stoten. Vuijsje denkt dan met name aan een discriminatoir personeelsbeleid (bv. het weren van gehoofddoekte baliemedewerksters) met het doel klanten te trekken en te behouden. Laten we het beestje maar bij zijn naam noemen: voorzorgsdiscriminatie wordt ingegeven door het streven aantrekkelijk te blijven voor klanten die racistische opvattingen koesteren. Vuijsje is van mening dat een dergelijk streven niet racistisch genoemd mag worden. Maar gaat zijn redenering ook voor scholen op?
Ik denk dat een hoofddoekverbod op christelijke en katholieke scholen meestal op voorzorgsdiscriminatie gestoeld is: men wil aantrekkelijk blijven voor leerlingen (en hun ouders) die niet gediend zijn van de dagelijkse confrontatie met gehoofddoekte medeleerlingen. De Nederlandse wetgever eist echter dat een hoofddoekverbod uitdrukkelijk gerechtvaardigd wordt in het licht van de confessionele grondslag van de school. Als die rechtvaardiging in de schoolgids achterwege wordt gelaten, kan men de schoolbestuurders met recht verwijten dat zij een racistische schoolcultuur in het leven hebben geroepen.
Zie ook: prof. dr. Wasif Shadid (19/9/2013)