Vrije meningsuiting van werknemers

/

September 2019 publiceerde Paula van Manen een kritische kroniek van een vernieuwings­project dat ze als mbo-docent had meegemaakt. Dat leidde tot haar ontslag, hetgeen onlangs in hoger beroep is bekrachtigd: het gerechtshof constateert dat de arbeids­ver­hou­ding duurzaam verstoord is. De voorzitter van de onderwijsvakbond AOb/fnv heeft verontwaardigd gereageerd (VK 24/4/2021). Op haar eigen website (25/5/2020, 27/4/2021) stelt Van Manen dat de rechter­lijke motivering van het vonnis (verstoorde arbeidsverhouding) een bedrieglijke stok is om de hond te slaan. Volgens haar mag een Nederlandse werkgever jegens de werk­nemers geen inbreuk maken op hun burgerlijke vrijheid van meningsuiting en en mag hij hen dus ook niet ontslaan vanwege de publicatie van een boek. Dat standpunt verdient vier kanttekeningen.
1. De wetgever biedt aan werkgevers wel degelijk ruimte om de vrijheid van meningsuiting van werknemers te beperken, maar die ruimte wordt heel algemeen gedefinieerd. In het nieuw Bur­gerlijk Wetboek (artikel 7:611) is namelijk bepaald dat de werkgever en de werknemer ver­plicht zijn zich als een goed werkgever en als een goed werknemer te gedragen (Van Midden 2012). Het wordt aan de wijsheid van de rechterlijke macht overgelaten de belangen af te wegen en gaandeweg jurisprudentie te ontwikkelen. Bijvoor­beeld over het recht van werknemers op een veilige werkomgeving; over het recht op bescherming van hun privacy; over hun plicht om niet uit de school te klappen (inzake vertrouwelijke bedrijfsgegevens); over hun plicht zich loyaal te betonen en het bedrijfs­belang voor ogen te houden; en over hun plicht constructief samen te werken met collega’s en hen met respect te bejegenen.
2. Bij een arbeidsconflict moet de rechter een afweging maken tussen de belangen van het bedrijf, de belangen van de werknemer en algemeen-maatschappelijke belangen. Zo bestaat er sinds 2016 de Wet Huis voor Klokkenluiders: wat moeten werknemers doen als ze concrete misstanden aan de kaak menen te moeten stellen? Doel van deze wet is onder andere te waar­borgen dat ze niet worden ontslagen (of anderszins benadeeld) op grond van het feit dat ze een misstand hebben aangekaart. Maar daarbij geldt als spelregel dat ze (het vermoeden van) een misstand in principe eerst bij het daartoe aangewezen loket binnen het bedrijf moeten melden, opdat de bedrijfsleiding de gelegenheid krijgt de (vermeende) misstand zelf aan te pakken. Analoog aan deze wettelijke spelregel, laat het gerechtshof in de affaire Van Manen door­schemeren dat ze wellicht niet als een goed werknemer heeft gehandeld indien ze tijdens het project verzuimd heeft via de interne communicatiekanalen aan de bel te trekken en pas achteraf in haar boek de noodklok heeft geluid.
3. Bij de belangenafweging in de affaire Van Manen wordt de ontslaggrond ‘duurzaam ver­stoorde arbeidsverhouding’ geenszins als een holle frase gehanteerd. Het gerechtshof con­stateert dat zij door het publiceren van haar kritische kroniek de werkrelaties met haar collega’s ernstig en onherstelbaar verstoord heeft. Haar boek kan enerzijds worden gelezen als een afstandelijk gewetens­onderzoek (zoals Het Bureau van J.J. Voskuil), maar anderzijds als een vlammend protest tegen actuele beleidsprocessen binnen een herkenbare organisatie (zoals het pamflet J’accuse van Émile Zola). Door haar oncollegiale openbaarmaking van de interne gang van zaken in het vernieuwingsproject heeft zij schade toegebracht aan haar collega’s en daarmee ook aan het functioneren van de onderwijsinstelling.
4. Paula van Manen is een onderwijsprofessional die de belangen van haar mbo-studenten voorop stelt. Wanneer die belangen ten gevolge van ondoordachte onderwijsvernieuwingen in het gedrang dreigen te komen, springt ze voor hen in de bres, eventueel ook ten koste van haar professionele verplichtingen jegens de werkgever en jegens de collega’s op het werk. Colum­niste Aleid Truijens (VK 3/5/2021) roemt haar dappere strijdbaarheid. Maar deze eigen­zinnige rolopvatting heeft volgens mij een keerzijde. Als je compromisloos voor de burgerlijke vrijheid van meningsuiting kiest, ook als dat ten koste van goed werknemerschap gaat, dan moet je niet morren wanneer je uiteindelijk door de werkgever ontslagen wordt. Wie kaatst moet de bal verwachten.

Alle reactiemogelijkheden zijn voor dit bericht momenteel gesloten.

4 reacties op “Vrije meningsuiting van werknemers”

  1. Van Manen is ten onrechte ervan uitgegaan dat de grondwettelijke vrijheid van meningsuiting niet alleen verticale werking (van burger naar overheid) maar ook horizontale werking (van werknemer naar werkgever) heeft. In de VS ligt dat iets anders: daar worden openbare onderwijsinstellingen tot de overheid gerekend, waardoor studenten en docenten aldaar meer rechten op het gebied van ‘free speech’ hebben dan bij ons. De teamleider van Van Manen heeft haar in een vroeg stadium gewaarschuwd. In de motivering van zijn vonnis wordt deze onderwijsmanager door het gerechtshof geciteerd: “(…) Op 27 oktober jl. ontvingen we je email waarin je aankondigt een boek te gaan schrijven over je ervaringen met gepersonaliseerd onderwijs (…) op een roc. Je stelt in de mail dat je ervan uitgaat dat je deze in vrijheid kan schrijven. Aan deze vrijheid zitten, wat ons betreft, wel degelijk een aantal grenzen. Deze grenzen vloeien voort uit de verplichtingen van goed werknemerschap, onze Gedragscode en de nieuwe privacywetgeving. We verwachten van je dat je respectvol met studenten en collega’s omgaat en dat je voorkomt dat relaties met collega’s dan wel studenten op scherp komen te staan. De vertrouwensband tussen docent en student en medewerkers onderling mag niet worden beschaamd. Ook verwachten we van je dat je de regels omtrent de vertrouwelijkheid van bepaalde informatie die je ter ore komt, zowel wat betreft de organisatie van ROC Nijmegen als omtrent de studenten en collega’s, respecteert.”

    Naschrift. Voor de Nederlandse universiteiten en hogescholen geldt overigens een wetsbepaling waarin tot op zekere hoogte horizontale werking wordt gegeven aan de vrijheid van meningsuiting van hun werknemers. Artikel 1.6 van de hogeronderwijswet luidt dat aan de instellingen de academische vrijheid in acht wordt genomen. Die wetsbepaling komt vooral voort uit hun taakopdracht op het gebied van wetenschappelijk onderzoek: de werknemers mogen niet worden belemmerd in de openbaarmaking van hun hypothesen en bevindingen en in hun deelname aan het wetenschappelijk debat.

  2. Op het discussieforum Joop van BnnVara (7/5/2021) getuigt Bob Bouhuijs van zijn vurige afkeuring jegens de werkgever van Paula van Maanen en het standpunt van het gerechtshof, maar daarmee roept hij ook genuanceerdere reacties op.

  3. De redactie van het digitale onderwijsblad Komensky Post (27/12/2021) heeft de docenten Paula van Manen en Ton van Haperen uitgeroepen tot de belangrijkste ‘influencers’ van 2021. Via een lezersoproep kwam een longlist van dertig onderwijsmensen tot stand. Daaruit heeft de redactie een keuze gemaakt op grond van de volgende selectiecriteria: hij/zij is (a) een onderwijsmens die gebruikt maakt van sociale media; hij/zij heeft (b) een kritische, soevereine blik op onderwijs en beleid; en hij/zij heeft zich (c) in 2021 laten gelden. Met dat laatste is kennelijk bedoeld dat hij/zij belangrijke, heilzame invloed heeft uitgeoefend op het denken over onderwijskwaliteit en onderwijsontwikkeling.
    De redactie laat onvermeld dat zowel de kantonrechter als het gerechtshof heeft gevonnist dat Van Manen terecht ontslagen is door haar werkgever, maar dat ze haar ontslag nu in cassatie aanvecht bij de Hoge Raad. Zij blijft van oordeel dat haar burgerlijke vrijheid van meningsuiting is aangetast door haar werkgever. Daarmee gaat ze voorbij aan het feit dat ze met de publicatie van haar boek professionele verplichtingen jegens haar werkgever en jegens haar collega’s en haar toenmalige studenten heeft geschonden. Columnist Laurensz Rötgers (2020), die in het dagelijks leven mbo-docent Nederlands is, maant in dit verband tot de nodige professionele terughoudendheid (le devoir de réserve) bij de uitoefening van het burgerlijke recht van vrije menings­uiting: “(…) ik maak altijd een afweging of ik iets opschrijf of niet. Het is ook best wel eens voorgekomen dat ik een heel sprekend verhaal had meegemaakt, waarvan ik vooraf wist: als ik dat opschrijf, krijg ik daar problemen mee.”

  4. Zoals door de Stichting Beroepseer wordt bericht (14/3/2022), heeft de Procureur-generaal onlangs zijn advies uitgebracht in het kader van de cassatieprocedure die is aangespannen door Paula van Manen. De Hoge Raad doet uitspraak op 7 october.
    UPDATE 1: Ook Jan Lepeltak (KominskyPost 18/3/2022) bericht over het advies.
    UPDATE 2: De Hoge Raad heeft uitspraak gedaan. De zaak is terugverwezen naar een ander gerechtshof, omdat tot nu toe onvoldoende duidelijk is gemaakt waarom haar vrijheid van meningsuiting in deze ontslagzaak minder zwaar moest wegen dan de belangen van de werkgever.