Wat is academische vrijheid (III)?

/

In een vorig blogbericht heb ik academische vrijheid gedefinieerd als de professionele ruimte die docenten en onderzoekers in het hoger onderwijs nodig hebben om hun taken en verantwoordelijkheden te vervullen. Maar Cary Nelson werpt dan een volgende vraag op (Inside HigherEd 10/10/2014). Mag het instellingsbestuur grenzen stellen aan de vorm waarin docenten en onderzoekers zich uiten? Hij doelt op een soort fatsoensclausule (civility clause): je mag zeggen wat je wilt, maar je moet het wel op een beschaafde manier doen. Academische vrijheid is bedoeld om te waarborgen dat docenten en onderzoekers (en studenten!) ongehinderd kunnen participeren aan een constructieve dialoog. Het is dan ook de taak van de instellings­bestuurders destructieve uitingsvormen aan de kaak te stellen. ‘(…) Does unrestrained antagonism make for the best learning environment? Does it advance knowledge in the way higher education is pledged to do? Does it train students to evaluate evidence dispassionately? Does it prepare students to participate productively in public life? Does it help students learn that it is possible, indeed preferable, to be zealous in advocating a point of view without vilifying or trying to silence those who differ?’
Cary Nelson was tot 2012 president van de American Association of University Professors (AAUP). Blijkens bovenstaande retorische vragen bepleit hij een beroepsethiek waarin docenten en onderzoekers voor zichzelf binnen hun professionele ruimte zekere grenzen stellen aan de vorm waarin zij zich uiten. De inhoud hoeft niet academisch te zijn maar qua vorm moet een professioneel decorum in acht worden genomen. Instellings­bestuurders moeten medewerkers er ook van doordringen dat ze als rolmodel voor studenten fungeren. De aldus begrensde academische vrijheid behoort volgens Nelson tot de kernwaarden van een instelling van hoger onderwijs.
Maar het instellingsbeleid moet onderscheid maken tussen ethiek en recht. Zeker in de Amerikaanse verhoudingen behoren de bestuurders van openbare onderwijsinstellingen recht te doen aan de grondwettelijke vrijheid van meningsuiting. ‘Faculty members and students share with all Americans the right to indulge in uninformed and intemperate speech.’ Wat de vrijheid van meningsuiting betreft, past het hogeronderwijs­instellingen niet, aldus Nelson, onethisch gedrag met bestuurlijke verbodsbepalingen te bestrijden.
Zie ook eerdere blogberichten: 9/10/2014, 2/1/2014, 4/2/2013, 3/12/2012, 2/11/2010, 25/7/2010

Alle reactiemogelijkheden zijn voor dit bericht momenteel gesloten.