Wat is academische vrijheid (IV)?

/

Aan de instellingen [universiteiten, hogescholen et cetera] wordt de academische vrijheid in acht genomen, zo luidt artikel 1.6 van de Wet op het Hoger Onderwijs. Het gaat over de professionele ruimte die docenten en onderzoekers toekomt, alsmede over de Lernfreiheit waarop studenten aanspraak mogen maken. Hogeronderwijsjurist Peter Kwikkers schreef onlangs een hele ver­handeling over dit onderwerp (Science Guide 19/11/2015), waarbij hij zich afzet tegen rechtsgeleerde collega’s (NVOR 2015). Maar van mijn kant maak ik me vooral zorgen over de verre­gaande mate waarin het beginsel van de academische vrijheid van docenten en onderzoekers door Kwikkers wordt ingeperkt.
Academische vrijheid voor onderzoekers behelst volgens Kwikkers de vrijheid in het beoefenen van de wetenschap, daarbij de eigen wetenschappelijke inzichten te volgen en niet afhankelijk te zijn van bepaalde politieke, filosofische of wetenschapstheoretische opvattingen. De vrijheid van wetenschapsbeoefening houdt in dat de onderzoeker zelf onderzoeksthema’s kan initiëren, bij het verrichten ervan eigen inzichten kan volgen, en de ruimte krijgt zich daarover vanuit zijn wetenschappelijke en morele integriteit te verantwoorden. Daarbij geldt echter als voorwaarde, aldus Kwikkers, dat hij door vakgenoten erkende academische standaarden in acht neemt, naar academische kwaliteit streeft, aan maatschappelijke en ethische normen voldoet, en het verrichte onderzoek vanuit zijn weten­schappelijke en morele integriteit kan verantwoorden.
De academische vrijheid voor docenten behelst volgens Kwikkers de vrijheid om op hun vakgebied die weten­schappelijke opvattingen te verkondigen die naar hun mening de juiste zijn, en zelf de inhoud en methode van het door hen te geven onderwijs te bepalen. Ze krijgen ruimte voor eigen inzichten en creativiteit opdat ze geen compromissen hoeven te sluiten die hun wetenschappe­lijke of morele integriteit aantasten. Daarbij geldt echter als voorwaarde, aldus Kwikkers, dat ze hun mening over de juistheid van hun wetenschappelijke opvattingen voldoende kunnen onderbouwen, dat zij verantwoord onderwijs geven conform de geldende professionele standaarden, en dat studenten op didactisch verantwoorde wijze verder worden gebracht in het vak.
Ik ben bang dat de academische vrijheid een wassen neus wordt als onder­zoekers en docenten daarop slechts onder de boven­genoemde voorwaarden aanspraak mogen maken.
Lees verder … (PDF)

Alle reactiemogelijkheden zijn voor dit bericht momenteel gesloten.

2 reacties op “Wat is academische vrijheid (IV)?”

  1. Op voorstel van Peter Kwikkers heb ik een verbeterde versie van het blogbericht geschreven, als input voor een discussie.

  2. Rudolf Valkhoff (Folia 28/7/2016), ontslagen bij de UvA, heeft aangekondigd zijn ontslag aan te vechten op grond van aantasting van zijn academische vrijheid, en meer in het bijzonder de aantasting van zijn recht zelf te bepalen met welke methoden hij onderwijs geeft.
    UPDATE I: De Alkmaarse bestuursrechter (Rechtbank Noord-Holland) heeft Valkhoff in het ongelijk gesteld (Folia 2/11/2017). “De rechtbank is van oordeel dat de academische vrijheid van de docent niet zo ver gaat dat hij zich niet hoeft te houden aan het door verweerder in overleg en op zorgvuldige wijze vastgestelde onderwijsprogramma. Gelet op de academische vrijheid stond het eiser evenwel vrij om binnen het vastgestelde nieuwe onderwijsprogramma op eigen wijze en naar eigen inzicht invulling te geven aan de inhoud van de door hem te geven lessen.”
    UPDATE II: Hij is tegen dit vonnis in hoger beroep gegaan bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht (Folia 9/11/2017).
    UPDATE III: Hij is ook in hoger beroep in het ongelijk gesteld (AD 11/1/2019; Folia 11/1/2019).