Yunus is een negenjarige Turks-Nederlandse jongen die bij rechterlijk vonnis aan de ouderlijke macht onttrokken is. Als baby heeft hij ongetwijfeld de islamitische besnijdenis ondergaan en wellicht heeft hij ook een dubbele nationaliteit. Hij wordt sinds acht jaar opgevoed in een Nederlands gezin: twee lesbische, niet-islamitische pleegouders. De biologische, islamitische ouders zijn het daar niet mee eens en de parlementaire Commissie voor de Mensenrechten in Ankara deelt hun verontwaardiging. Zie ook het Nieuwsuur-debat over de kwestie (15/3/2013).
De Nederlandse bestuurders en politici zijn op hun beurt verontwaardigd over zoveel ondankbaarheid (NOS 15/3/2013). Maar zij vergeten dat ons Koninkrijk der Nederlanden het internationale Kinderrechtenverdrag ondertekend heeft en dat dit verdrag in Nederland dus kracht van wet heeft. In artikel 20 (door Nederland zonder voorbehoud onderschreven) staat het volgende:
1. Een kind dat tijdelijk of blijvend het leven in het gezin waartoe het behoort, moet missen, of dat men in zijn eigen belang niet kan toestaan in het gezin te blijven, heeft recht op bijzondere bescherming en bijstand van staatswege.
2. De Staten die partij zijn, waarborgen, in overeenstemming met hun nationale recht, een andere vorm van zorg voor dat kind.
3. Deze zorg kan, onder andere, plaatsing in een pleeggezin omvatten, kafalah volgens het Islamitische recht, adoptie, of, indien noodzakelijk, plaatsing in geschikte instellingen voor kinderzorg. Bij het overwegen van oplossingen wordt op passende wijze rekening gehouden met de wenselijkheid van continuïteit in de opvoeding van het kind en met de etnische, godsdienstige en culturele achtergrond van het kind en met zijn achtergrond wat betreft de taal.
Zou vice-premier Lodewijk Asscher ooit de film Rabbit-proof Fence gezien hebben? De film gaat over de tijd toen Aboriginal ouders door de Australische regering uit de ouderlijke macht werden ontzet, zodat hun kinderen voor hun eigen bestwil in de beschaafde wereld konden worden opgevoed. De Australiërs hebben inmiddels excuses gemaakt voor dat mensonwaardige overheidsingrijpen tijdens het interbellum. Artikel 20 van het Kinderrechtenverdrag heeft mede tot doel dit soort praktijken te verbieden. Maar als je Asscher hoort op de vrijdagse persconferentie (NOS 15/3/2013), onderschrijft hij het verwerpelijke uitgangspunt van de toenmalige Australische regering: we kijken naar de toekomst van het kind en niet naar zijn afkomst (0.24″). De Nederlandse overheid heeft het beste met die allochtone, islamitische lower-class kinderen voor en daarom brengen we hen bij een welopgeleid autochtoon middle-class pleeggezin onder. Ik twijfel niet aan zijn goede bedoelingen, maar mr. Asscher moet zich rot schamen dat hij in dit verband naar de mensenrechten verwijst (5.26″). Zijn academische dissertatie ging nota bene over de grondrechten van de Nederlandse burgers.
POSTSCRIPTUM I: Mag Jeugdzorg bij het onderbrengen van allochtone pleegkinderen naar een match streven qua etniciteit, moedertaal en religie? Als je Asschers optreden op de persconferentie tot je laat doordringen, dan beantwoordt hij deze vraag eigenlijk ontkennend. Hij debiteerde de sofistische redenering dat Jeugdzorg zich aan discriminatie schuldig zou maken als een ouderpaar vanwege hun ras, etniciteit, godsdienst of seksuele geaardheid niet in aanmerking zou komen als pleegouders van Yunus.
POSTSCRIPTUM II: Herman Vuijsje (NRC Weekend 23/3/2013 p.3) is van oordeel dat er van discriminatie-op-grond-van-seksuele-geaardheid geen sprake is als pleegouders door Jeugdzorg op gezinssamenstelling zouden worden geselecteerd. In concreto: bij gelijke geschiktheid geven wij de voorkeur aan ouders van verschillend geslacht teneinde de feminisering in opvoeding en onderwijs tegen te gaan.
POSTSCRIPTUM III: Thomas von der Dunk (VK 6/4/2013) probeert zich in te leven in het denkkader van een verzuilde samenleving, maar vindt dat denkkader niet passen in onze moderne maatschappij.
De Republiek Allochtonië (20/3/2013) geeft een update.
Staatssecretaris Van Rijn bericht in antwoord op kamervragen (22/3/2013), dat de Turkse autoriteiten Nederland hebben verzocht hen te informeren als een kind met de Turkse nationaliteit onder verantwoordelijkheid van Bureau Jeugdzorg komt te vallen en over gerechtelijke beslissingen over plaatsing van kinderen met de Turkse nationaliteit in pleeggezinnen, en dat op dit moment door zijn ministerie wordt bezien hoe hiermee moet worden omgegaan. Inmiddels heeft de staatssecretaris op het wekelijkse vragenuurtje in de Tweede Kamer (26/3/2013) uitsluitsel gegeven: Nederland heeft in dezen geen verdragsrechtelijke verplichtingen en zal dan ook geen informatie met Turkije delen.
Twee Turks-Nederlandse leden van de PvdA-fractie in de Tweede Kamer zijn deze week geroyeerd omdat ze niet bereid zijn hun vertrouwen uit te spreken in (het integratie- en assimilatiebeleid van) PvdA-minister Asscher en de fractielijn van integratiewoordvoerder Marcouch te volgen. Martijn van Dam (vice-voorzitter van de fractie) licht toe: ze hebben het vorig jaar zelfs in hun afvallige hoofd gehaald na de affaire-Yunus een campagne te starten om meer Turks-Nederlandse pleegouders te werven (TV-programma Nieuwsuur d.d. 14/11/2014).
Ik wens de PvdA van ganser harte toe dat alle allochtone kiezers haar voortaan resoluut de rug toekeren.