De Commissie Gelijke Behandeling heeft op 29 juli uitspraak gedaan in een conflict van een zwangere rechtenstudent met haar faculteit. De commissie vindt dat zij vanwege haar zwangerschap recht heeft op een aangepaste studieregeling, zodanig dat ‘nadeel van haar zwangerschap zoveel mogelijk wordt voorkomen’ in vergelijking met niet-zwangere medestudenten. In het geding was het recht op een snelle herkansing nadat zij tijdens het tentamen onwel was geworden. Dit is een vérstrekkende uitspraak, aangezien studenten met een handicap of chronische ziekte wellicht langs diezelfde lijn een tentamenregeling-op-maat kunnen bedingen.
Maar uit een oogpunt van rechtsgelijkheid zit er wel een luchtje aan deze CGB-uitspraak. Een zwangere student zou aanspraak op een snelle herkansing hebben, terwijl een student die vanwege een eierstokcyste of een ontstoken blinde darm op de reguliere tentamendatum verstek moest laten gaan, op de reguliere herkansing had moeten wachten. Volgens het principe van ‘gelijke monniken gelijke kappen’ ligt het meer voor de hand de zwangere student pas een extra tentamengelegenheid toe te staan als de reguliere herkansing niet tot succes heeft geleid.
Overigens blijkt uit de CGB-stukken dat de betrokken faculteit evenmin geneigd is geweest haar zo’n tweede herkansing te gunnen. De examencommissie vond dat de jonge moeder het vak net zo goed volgend studiejaar kon overdoen, daar dit niet veel studievertraging hoefde te veroorzaken. De CGB beveelt aan dat de faculteit op die beslissing terugkomt en deze maand nog een extra herkansing voor haar arrangeert.
In de Universiteitskrant (10/9/2009) schrijft Han Warmelink een commentaar op de casus.